In de afgelopen 65 jaar kernenergie zijn er tal van grotere en kleinere ongelukken gebeurd. In 1979 ging het in Harrisburg (VS) helemaal mis en smolt de reactor. In 1986 vond er een rampzalig ongeluk in Tsjernobyl plaats, waarbij radioactiviteit tot ver in Europa werd verspreid. En in 2011 zorgde een tsunami aan de oostkust van Japan voor een ramp bij de kerncentrales van Fukushima.
Kerncentrales kunnen beschadigd raken of zelfs exploderen. De gevolgen van vrijkomende radioactieve straling kunnen catastrofaal zijn – hele landstreken kunnen voor duizenden jaren onbewoonbaar worden.
De nucleaire industrie blijft ten onrechte uitgaan van theoretische modellen om de kans op een ongeluk te voorspellen. De praktijk is anders. Sinds de grote ramp in de kerncentrale in Tsjernobyl in 1986 hebben zich al tientallen serieuze ongelukken voorgedaan in nucleaire installaties, en nog veel meer kleinere. Slechts zelden halen die ongelukken het nieuws, maar dat maakt ze niet minder ernstig of bedreigend. Soms komt radioactief materiaal in het milieu en moet een installatie versneld worden stilgelegd om erger te voorkomen.
Fukushima
De meest recente grote ramp vond plaats op 11 maart 2011. Als gevolg van een aardbeving ontstond een vernietigende tsunami die de Japanse kuststreek bij Sendai vernietigde. Vlakbij Sendai staat de enorme kerncentrale Fukushima Daiichi. Er volgde een serie ongelukken in verschillende reactoren in het complex, waaronder explosies van waterstofgas. In drie van de vier reactoren heeft ook een kernsmelting plaatsgevonden (de andere was net buiten bedrijf): brandstof elementen zijn gedeeltelijk gesmolten en kernbrandstof is op de bodem van de reactoren terechtgekomen. Alle inwoners in een straal van 20 km om de centrale moesten worden geëvacueerd: 170.000 mensen moesten uit het gebied vertrekken.
De veiligheid is niet alleen in het geding bij grote rampen:
- Radioactieve vervuiling tijdens uranium mijnbouw; Bij de winning van uranium komen enorme hoeveelheden radioactief materiaal vrij die achterblijven in de wingebieden. Van elke 100 kilo die gewonnen wordt blijft 85 kilo achter; dat is 1 miljoen ton aan vloeibaar en 2 miljoen ton aan stofvormig radioactief materiaal per kerncentrale per jaar. De rest van het erts is radioactief afval, dat meestal gedumpt wordt in de open lucht.
- Transporten; Bij de productie van kernenergie wordt met hoogradioactief materiaal gewerkt. Een kleine fout kan al duizenden mensen in gevaar brengen. De risico’s op ongelukken bij transporten zijn groot: het gesleep van radioactief materiaal per trein, vrachtwagen of schip over de hele wereld leidt niet voor niets veelvuldig tot protesten.