Energie besparen is op dit moment de snelste en goedkoopste manier om CO2-uitstoot terug te dringen. Energiebesparing is cruciaal bij het halen van de klimaatdoelen. Dit moet gebeuren door zowel minder warmte, brandstof als elektriciteit te gebruiken.
Omdat elektriciteitsopwekking het gemakkelijks en snelst te verduurzamen is (zie onderstaande afbeelding,) worden apparaten en processen geëlektrificeerd, bijvoorbeeld in de industrie en door het gebruik van elektrische auto’s en warmtepompen. Aan de ene kant zal het elektriciteitsgebruik de komende jaren dus toenemen. Aan de andere kant moeten we door efficiënt en minder gebruik van energie juist zorgen voor energiebesparing.
Niet voor niets zijn er overheidsplannen- en beleid om hier handen en voeten aan te geven. De meest duurzame en goedkope energie is de energie die niet is gebruikt. De Nederlandse overheid stimuleert 1,5% energiebesparing per jaar en subsidieert verschillende vormen van energiebesparing. Die doelstelling komt mede voort uit Europese richtlijnen. In de Europese Richtlijn Energie Efficiëntie (EED) zijn er op EU-niveau afspraken gemaakt over een energiebesparingsdoelstelling: minimaal 32,5% meer energie-efficiëntie in 2030 ten opzichte van 2007. Lidstaten moeten jaarlijks voldoen aan een besparingsverplichting en zij moeten bedrijven onderwerpen aan energie-audit om verbeteringen aan te tonen.
Volgens de Klimaat- en Energieverkenning (KEV), die in de Klimaatwet een expliciete rol heeft gekregen om de voortgang van het klimaatbeleid te monitoren, gaat Nederland de besparingsdoelen van 2020 wel halen, maar die van 2030 niet. Het besparingstempo moet flink omhoog om dit doel te bereiken. Hieronder zetten wij kort uiteen wat er nu gebeurt en wat er nog meer gedaan kan worden.
1. Energiebesparingsverplichting
1.1 Energie-intensieve industrie
De industrie is van alle sectoren de grootste uitstoter van broeikasgas. Uit een onderzoek van twee ingenieursbureaus eind 2020 blijkt dat de industrie nog veel te weinig doet om het energieverbruik te verlagen. Volgens de onderzoekers houden sommige bedrijven zich niet aan de wet, doordat ze wettelijk verplichte energiebesparingsmaatregelen niet nemen.
De energie-intensieve industrie beloofde in het Energieakkoord om 9 PJ extra te besparen voor het einde van 2020, bovenop de 22 PJ die al was afgesproken in het convenant ‘Meerjarenafspraak energie-efficiëntie ETS-bedrijven’ (MEE)voor de energie-intensieve industrie. Conform het Klimaatakkoord moet de Nederlandse industrie in 2030 14,3 Mton CO2 emissies verminderen ten opzichte van 2015, bovenop de CO2-reductieverplichtingen van 5,1 Mton uit de EED1. In totaal gaat het dus om 19,4 Mton. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) houdt in de gaten of de plannen van de industrie tot 9 PJ optellen en hoe het staat met de uitvoering. Ter vergelijk: 9PJ is ongeveer gelijk aan het jaarlijks energiegebruik van 135.000 huishoudens.
De huidige plannen telden aan het eind van 2019 op tot een prognose van 8,852 PJ aan energiebesparing. Daarvan was echter slechts 2,657 PJ daadwerkelijk behaald. Eind 2020 lijkt het doel van 9 PJ nog steeds ver buiten zicht.
Door maatregelen te nemen – die overigens zowel technisch mogelijk als rendabel zijn – kunnen fabrieken de komende jaren 3 miljoen ton CO2 besparen. Dat is 1,6 procent van de totale uitstoot van Nederland. Het is meer dan, bijvoorbeeld, het komende decennium bespaard kan worden met elektrisch autorijden.
1.2 Gebouwde omgeving
De gebouwde omgeving verbruikte in 2018 27.9% van het totale energieverbruik. Bij de bouw van nieuwe huizen en kantoren kunnen veel meer energie-neutrale keuzes gemaakt worden. Maar ook bij de bestaande bouw kunnen besparingsmaatregelen genomen worden, zoals het isoleren van gebouwen. De RVO monitort jaarlijks de van energiebesparing in de gebouwde omgeving. Hier is het laatste overzicht te lezen.
Isoleren moet een topprioriteit zijn. Hierbij moet ook oog zijn voor de minder financieel krachtige huishoudens. Door deze mensen (financieel) te helpen zorg je voor klimaatwinst en zorg je dat zij niet juist meer voor hun energierekening betalen dan mensen die hun huis wel kunnen isoleren. TNO heeft verschillende onderzoeken gedaan om in kaart te brengen hoe (lokale) overheden hier handen en voeten aan kunnen geven.
1.3 Besparen door individuen
Urgenda heeft een vierenvijftig-punten-plan opgesteld met maatregelen voor bedrijven en individuen om minder CO2 uit te stoten. Volgens Urgenda zitten daar veel maatregelen bij die ook zorgen voor draagvlak en helpen om de totale energietransitie te versnellen. Dit zijn punten zoals het gebruik van LED-verlichting, stoppen met het recreatief gebruik van lachgas, maar ook het sluiten van deuren van winkels of het versterken van energiecoöperaties. Lees hier het 54 puntenplan van Urgenda. Ook de overheid stimuleert individuele energiebesparing middels de campagne ‘Iedereen doet wat’. Wat doe jij om energie te besparen? Om CO2 te besparen kun je overstappen naar een duurzame leverancier via onze energievergelijker.
2. Besparen door te belasten
2.1 Verhoging energiebelasting
Op de website van de Rijksoverheid staat: ‘De overheid wil dat u zuiniger en efficiënter omgaat met energie. Daarom heft de overheid belasting over het verbruik van elektriciteit en aardgas.” Het idee is dat als energie duurder wordt, mensen zuiniger omgaan met hun energieverbruik. Een behoorlijk deel van de energierekening, namelijk ongeveer de helft, is belasting. Als WISE steunen we dit: we willen zuinig omgaan met energie, en deze belasting helpt daarbij. Grootverbruikers van elektriciteit, bedrijven die meer dan 10.000 MWh verbruiken, betalen echter ongeveer 134 keer minder energie dan burgers. WISE vindt dat ook bedrijven hun eerlijke deel moeten betalen. Energiebelasting zou ook voor deze grote bedrijven een stimulering kunnen zijn om meer te gaan besparen.
2.2 EU ETS en energiebesparing
Het belasten van de broeikasgasuitstoot van energiegrootverbruikers kan bijdragen aan nationale besparingsdoelen. Ongeveer 450 bedrijven in Nederland worden belast via het Europese Emissiehandelssysteem (EU ETS). Dit zijn grote uitstoters van CO2, uit onder meer de elektriciteitssector, de raffinage-industrie, de chemische industrie en de metaalsector. Zij zijn allen sinds 2005 verplicht hun emissie-uitstoot af te kopen met zogenoemde emissierechten.
In theorie stimuleert een CO2-prijs het besparen van energie. Door een prijskaartje te hangen aan de uitstoot van emissies, wordt het kostentechnisch interessanter om duurzamer te produceren; de CO2-prijs zorgt niet alleen voor kortere terugverdientijden van koolstofarme innovatieve technologieën, het maakt ook het treffen van energiebesparende maatregelen economisch aantrekkelijk. Uiteraard moet de prijsprikkel dan wel hoog genoeg zijn. Maar een prijsprikkel is niet altijd voldoende. In het Klimaatakkoord valt te lezen dat in de praktijk industriële bedrijven maatregelen die economisch rendabel zijn, toch niet nemen omdat dit bijvoorbeeld veel moeite kost of omdat bepaalde randvoorwaarden niet in orde zijn.
Met de introductie van het EU ETS was de gedachte dat met het beprijzen van emissies grootverbruikers voldoende gestimuleerd zouden worden om de klimaat- en energiedoelen te halen. Nederland heeft daarom de EU ETS-sectoren vrijgesteld van de (bindende) energiebesparingsdoelstellingen. De energiebesparingsplicht – die bedrijven en instellingen verplicht om alle energiebesparende maatregelen voor gebouwen en processen te nemen die zichzelf in vijf jaar of minder terugverdienen – geldt daarom niet voor ETS-bedrijven. De Algemene Rekenkamer concludeerde in 2011 echter dat er binnen de energie-intensieve industrie nauwelijks resultaten werden geboekt op gebied van energiebesparing. De toegedeelde emissierechten lagen namelijk boven de werkelijke emissie-uitstoot van Nederlandse ETS-bedrijven; als een bedrijf al emissierechten moest bijkopen, ging hier tot halverwege 2018 nauwelijks een serieuze prijsprikkel vanuit (de prijs lag rond de € 5 per ton CO2).
Sinds begin 2021 schommelt de ETS-prijs rond de € 30 per ton CO2. Dit betekent niet dat alle sectoren die verplicht deelnemen aan het handelssysteem ook daadwerkelijk 30 euro per ton CO2-uitstoot betalen. Hoewel het ETS in 2018 is aangescherpt, krijgt de Europese industrie nog steeds 6 miljard emissierechten gratis. De vraag rest of het handelssysteem anno 2021 industriële grootverbruikers voldoende weet te stimuleren om daadwerkelijk energiebesparingsmaatregelen te nemen.
Andersom kunnen binnenlandse energiebesparingsmaatregelen een averechts effect hebben op de beoogde klimaatdoelen binnen het EU ETS. Resultaten op het gebied van energiebesparing dankzij nationale beleid, kunnen ertoe leiden dat bedrijven emissierechten overhouden. Dat betekent weer dat er een minder sterke prikkel is om energie zo efficiënt mogelijk te gebruiken, dus om energie te besparen. Dit is geen reden om verplichte energiebesparingseisen op nationaal niveau uit te stellen. Beter kan men op EU-niveau pleiten voor aanscherping van de EU ETS-richtlijn en het herstellen van weeffouten in het systeem. Denk hierbij aan het verbeteren van de marktstabiliteitsreserve (de stofzuiger waarmee de EU overtollige emissierechten uit de markt haalt en het waterbedeffect tegengaat) of het afschaffen van de uitgifte van gratis emissierechten voor de industrie.
3. Wat vindt WISE?
WISE zet zich in voor een 100% duurzaam energiesysteem en richt zich voornamelijk op de elektriciteitsvoorziening. De meest duurzame energie is de energie die je bespaart. Iedereen kan een steentje bijdragen, maar in de energie-intensieve industrie valt nog de meeste winst te behalen. Energiebesparing gaat duidelijk niet vanzelf, steeds opnieuw blijft er een enorm potentieel liggen. Jaar in jaar uit blijven resultaten achter bij de doelstellingen. Vrijblijvende milieuconvenanten (voor de industrie, maar ook de gebouwde omgeving en de glastuinbouw) leveren niet het broodnodige resultaat. WISE vindt het dus belangrijk dat energiebesparing minder vrijblijvend wordt.
Elektriciteit is makkelijker te verduurzamen dan bijvoorbeeld de warmte of transport. Het is daarom belangrijk dat deze sectoren zoveel mogelijk elektrificeren, bijvoorbeeld gebruik te maken van warmtepompen en elektrische auto’s. Enerzijds zal er dus meer elektriciteit gebruikt gaan worden, anderzijds moeten we stroom besparen door hier zuiniger mee om te gaan, slimmere en efficiëntere apparaten te maken en de groene stroom te gebruiken op momenten dat er veel wordt opgewekt.
WISE gelooft dat een 100% duurzame elektriciteitsvoorziening mogelijk is, maar dan moet de komende jaren ingezet worden op een aantal punten:
- Vol inzetten op energiebesparing. De overheid stimuleert 1,5% energiebesparing per jaar, maar die doelstelling wordt niet gehaald. Bovendien is die doelstelling niet ambiteus genoeg, we moeten en kunnen meer energie besparen.
- Het invoeren van een energiebesparingsplicht voor ETS-bedrijven.
- De energiebelasting voor grootverbruikers moet omhoog.
- Zet in op veel zon- en windenergie, meer dan beoogt in het klimaatakkoord (84 TWh per jaar in 2030). Extra capaciteit: 3.000 MW wind op zee en 5.000 MW zonne-energie.
- Investeren in opslagtechnieken zoals waterstof (3-4 GW aan geïnstalleerd vermogen Elektrolysers in 2030), batterij en internationale samenwerking.