9 maart 2019

Subsidie kernenergie is dwaling

Kernenergie is duur, onveilig en achterhaald. Staatssteun voor nucleaire centrales is dan ook onzinnig, vindt Kirsten Sleven.

In een pleidooi voor meer kernenergie roept Jan van Erp op om ‘de werkelijkheid onder ogen te zien’ (Opinie, 4 maart). Intussen kijkt hij zelf liever in een glazen bol dan naar de praktijk van alledag.

Vertegenwoordigers van de nucleaire industrie, onder wie Van Erp, hopen de geesten rijp te maken voor de bouw van nieuwe kerncentrales in Nederland. Om dit te stimuleren moet de overheid tegemoetkomen aan het financiële risico door kerncentrales onder te brengen in een ‘nutsmaatschappij met garanties van de staat’. Zonder forse staatssteun heeft namelijk geen enkel bedrijf in Nederland interesse in het bouwen van een kerncentrale.

Dat is ook niet zo gek. Kernenergie wordt al decennialang geteisterd door een negatieve leercurve. Bij de meeste technologieën zijn opeenvolgende generaties goedkoper en beter dan hun voorgangers vanwege leerervaringen, schaalvoordelen en technologische aanpassingen. Voor de bouw van kerncentrales geldt dit niet: bijna elke kerncentrale, ook van hetzelfde type, kost meer dan de vorige. Bovendien nemen bouwtijden van kerncentrales wereldwijd toe en zijn ze minder voorspelbaar geworden. In 2019 lagen zeker 27 van de 46 centrales in aanbouw achter op schema.

Het is een sterk staaltje wensdenken van Van Erp om aan te nemen dat deze problemen als sneeuw voor de zon verdwijnen met het ‘supermoderne’ kernreactortype EPR. Het Franse energieconcern Électricité de France (EDF) bouwt in Europa dit type reactor in Frankrijk (Flamanville 3), Finland (Olkiluoto 3) en het Verenigd Koninkrijk (Hinkley Point C). In alle drie de landen kampen de projecten met forse vertragingen en ook met uit de hand gelopen kosten. De ellende met alle Europese EPR-projecten suggereert dat de problemen verband houden met de complexiteit van het ontwerp. Dit stemt op zijn zachtst gezegd niet hoopvol voor de toekomst.

Het optimisme over de oplossing voor het afvalprobleem heeft evenmin met realiteitszin te maken. Het recyclen van nucleair afval onder hoge temperaturen is slechts een tekentafelrealiteit. Het verandert bovendien niets aan de noodzaak voor een eindbergingsoplossing: wat doen we met de opslag van het hoogradioactief afval, dat 240.000 jaar gevaarlijk blijft? Die noodzaak blijft bestaan en we hebben nog steeds geen oplossing gevonden.

Achterhoedegevecht

Dat er naast radioactief afval een aantal andere onoverkomelijke problemen zijn, risico’s op zware ongelukken, terrorisme en proliferatie van kernwapens, wordt voor het gemak vergeten door Van Erp en andere pleitbezorgers van kernenergie, zoals oud-minister Ronald Plasterk.
Ondertussen groeit het aandeel hernieuwbare energie wereldwijd exponentieel en veel sneller dan ooit werd aangenomen door het Internationaal Energieagentschap. Dat neemt niet weg dat Nederland veel voortvarender moet optreden. Nederland is tenslotte hekkensluiter in de Europese Unie op de ranglijst voor hernieuwbare energie, maar dat heeft weinig van doen met de techniekontwikkeling en de potentie van hernieuwbare energiebronnen. Er is bovendien een kostenreductie waarneembaar die zijn weerga alleen kent in de wereld van smartphones en computers, wat ertoe heeft geleid dat nu de eerste wind- en zonneprojecten zonder subsidie worden gebouwd.

Wie de werkelijkheid onder ogen ziet, onderschrijft de urgentie van de klimaatcrisis. Kort gezegd: we hebben haast. Laten we daarom vooral geen tijd verspillen aan een achterhoedegevecht over een fundamenteel onveilige technologie, die al zestig jaar niet in staat is geweest zichzelf te bewijzen of de eigen broek op te houden. Anno 2020 is het subsidiëren van een dergelijke energiebron niets anders dan een toxische dwaling.

Deze opinie verscheen op 9 maart 2020 in dagblad Trouw.