Vrijdag 13 juni publiceerde de Europese Commissie de 8ste versie van het zogenaamde PINC – het illustratieve programma voor de ontwikkeling van kernenergie. Zo’n rapport wordt grofweg iedere 7 jaar gemaakt op basis van artikel 40 van het Euratom verdrag. De laatste PINC was van 2016, dus al negen jaar oud. In deze PINC kondigt de Europese Commissie aan dat ze verwachten dat kernenergie gaat toenemen in de EU, van nu ongeveer 90 GW geïnstalleerd vermogen naar ongeveer 109 GW vermogen in 2050. Er wordt daarbij uitgegaan van de bouw van zo’n 60 GW aan nieuw vermogen in de vorm van grote kerncentrales in de komende 25 jaar. Wanneer het lukt om de levensduur van bestaande kerncentrales tot 70 of zelfs 80 jaren bedrijfstijd te verlengen zou het totale vermogen kunnen oplopen tot 144 GW. Levensduurverlenging blijkt de belangrijkste motor achter de ontwikkelingen, niet nieuwbouw. Daarboven rekent de Commissie op nog eens 17 tot 53 GW aan vermogen van kleine modulaire kernreactoren (SMRs).
Deze ontwikkeling zou zo’n 205 Mld€ aan investeringen in nieuwe kerncentrales nodig hebben, en 36 Mld€ in levensduurverlenging. Maar dit kan alleen als bouwtijden niet worden overschreden. Wanneer, bijvoorbeeld, nieuwe kerncentrales vijf jaar later aan het net komen dan nu gehoopt, zal er in 2050 9 GW minder zijn geïnstalleerd, tegen extra kosten van 45 Mld€. Hierdoor blijft het totale investeringsvolume in nieuwe kerncentrales ook bij vertragingen ruim boven de 200 Mld€.
De Commissie denkt dat de kosten van kernenergie in het energiesysteem voor een deel worden opgevangen door lagere investeringen in het stroomnet en opslag, maar levert daarvoor geen harde scenario’s. Over SMRs verspreidt de Commissie eigenlijk alleen maar informatie zoals die wordt aangereikt door de SMR Industrial Alliance, een coalitie van nucleaire en SMR-bedrijven en lobbygroepen.
Over financiering bevat het rapport wezenlijk minder nieuws. De financieringsmodellen die op het moment worden uitgeprobeerd vooral in het VK en Tsjechië zijn niet wezenlijk anders dan die die ook al in 2016 naar voren werden geschoven. Ook niet nieuw is de roep dat het leeuwendeel van de financiering van staten zal moeten komen. Wel nieuw is dat de IEB, de Europese Investeringsbank in Luxembourg, geacht wordt om zgn. PPAs of Power Purches Agreements te stimuleren: contracten die ver van tevoren de afnameprijs van kernenergie aan grote afnemers vastleggen, om zo de financiering van kerncentrales te vergemakkelijken.
De bouw van 60 GW voor 2050 zou volgens het stafdocument bij het PINC betekenen dat er op ieder moment zo’n 15 nieuwe grote kerncentrales in aanbouw zouden moeten zijn. Op dit moment is er slechts één in aanbouw, een relatief kleine 440 MW centrale in Slowakije, Mochovce 4. Omdat dat dus niet vanaf dag één mogelijk is, moet je rekenen op een veel groter aantal in de 2030er en 2040er jaren. De Commissie erkent dat dit een probleem zou kunnen opleveren voor de toeleveringsketen, vooral omdat de capaciteit ontbreekt voor grote smeedstukken zoals reactorvaten. De EU kent maar 1 of 2 bedrijven die dit aan zouden kunnen, en Zuid Korea, Zuid Afrika ieder één en Japan 2. Maar die dekken wel de hele niet-Chinese-Russische-of-Indiase wereld af.
Over gebrek aan werkkrachten wordt ook makkelijk heengelopen met opmerkingen dat we “gewoon” een blik met 180.000 tot 250.000 nieuwe opgeleide mensen moeten opentrekken. Een 1,5 Mln€ programma moet dat mogelijk maken.
Over het toegenomen bewustzijn dat kerncentrales ook een veiligheidsrisico vormen in oorlogssituaties, of over iets als het totaal verouderde en volledig inadequate aansprakelijkheidsregime voor kernenergie – issues waar WISE de aandacht voor vroeg van de Commissie – staat er geen woord. Ondanks het feit dat dit typisch onderwerpen zijn waar de Europese Commissie stappen zou moeten ondernemen, door bijvoorbeeld het laten uitvoeren van stress-tests voor alle bestaande en geplande kerncentrales rondom de risico’s van kerncentrales in oorlogssituaties, of het optrekken van de aansprakelijkheid voor kernrampen in de hele EU naar een aanvaardbaar niveau. Bulgarije heeft momenteel maar een maximale aansprakelijkheid van 50 Mln€ bij een kernongeval, maar ook de minimale financiële garantie van 1,2 Mld€ van Nederland of de 2,5 Mld€ van Duitsland zijn ver onder de 80 Mld€ cashflow die Japan nodig had in het eerste jaar na de ramp in Fukushima. Tot slot roeptoetert PINC nog over de toekomst van nucleaire fusie, zonder met concreet nieuws te komen.
Kortom, ondanks een golf aan zienswijzen die dit voorjaar werden ingediend naar de Commissie met een oproep om dit keer een PINC te schrijven op basis van realiteit, is deze versie niet anders dan zijn voorgangers over-optimistisch, maar nauwelijks een handvat voor energiebeleid. De Commissie gokt nog zwaarder dan in het verleden op levensduurverlenging van kerncentrales, maar gegeven het feit dat er al vier decennia vrijwel geen nieuwe kerncentrales meer worden bijgebouwd in Europa, betekent dit alleen maar uitstel van executie. Ook bij extreme levensduurverlenging tot 60, 70 of zelfs 80 jaar zal een daling van capaciteit uiteindelijk inzetten. En het aantal uitval-uren zowel als de kans op een groot ongeval nemen in die tijd alleen maar toe. De inschattingen van aantallen nieuwe kerncentrales zullen de nucleaire lobby wel doen watertanden, maar de kans op uitvoering wordt, met stijgende bouwkosten, alleen maar kleiner.
Helaas moeten we constateren dat de lobby-push van de afgelopen 10 jaar van landen als Frankrijk en Tsjechië, nu ook gesteund door Polen, Zweden en Nederland, en het wegvallen van een roep om realisme uit Duitsland nu het beleid in Brussel wezenlijk beïnvloed. Met als gevolg een hoop hemelfietserij, en een sterkere afleiding van effectief klimaatbeleid dan ooit tevoren.
Jan Haverkamp – senior expert kernenergie en energiebeleid voor WISE
Informatie:
PINC en staf-documentatie: https://energy.ec.europa.eu/publications/communication-nuclear-illustrative-programme-under-article-40-euratom-treaty_en