Kernenergie is met populistische kracht teruggebracht in het Nederlandse energiedebat. Een aantal decennia heeft het daar niet echt een rol gespeeld, en met goede redenen. Dat wil overigens niet zeggen, dat de milieubeweging kernenergie uit het oog had verloren of kernenergie vanwege de één of andere ideologie buiten spel wenste te houden – kernenergie was absoluut geen taboethema. Kernenergie voldoet gewoonweg niet aan een aantal basale criteria die opgelegd behoren te worden aan technologieën in een duurzaam energiebeleid. Dat kernenergie niet aan deze criteria voldoet werd na de introductie van de eerste kerncentrales pas langzaam duidelijk. In de zeventiger jaren kristalliseerde dat echter in een gedegen kernenergiekritiek op technisch, economisch, sociaal en politiek niveau. In de laatste vijftig jaar is het de atoomindustrie niet gelukt deze problemen uit de weg te ruimen. Wel verschoven bepaalde manieren van kijken: sommige risico’s werden tegengegaan door dure veiligheidsmaatregelen, zodat het probleem deels, maar nog steeds niet afdoende, verschoof van risico naar kosten.
Er wordt momenteel geargumenteerd dat we bestaande kerncentrales langer open moeten houden om een verdere vergroting van het klimaatprobleem te voorkomen. Er wordt ook geargumenteerd dat we nieuwe kerncentrales moeten bouwen om zo broeikasgasemissies te reduceren. Er wordt momenteel gewerkt aan een paar dozijn nieuwe kerncentraleontwerpen[1] die volgens de protagonisten van kernenergie wel de criteria voor een duurzame energievoorziening zouden vervullen. Deze ontwerpen hebben zich echter nog niet in de praktijk hebben bewezen.
Om te bepalen of kernenergie een rol kan, of zelfs zou moeten spelen in het toekomstig energiebeleid, moet het basale criteria van duurzaamheid vervullen.
Centraal in deze analyse staan begrippen als het “do no harm” principe (EU Green Deal, par. 2.2.5.), het precautionary principle (Treaty on the Functioning of the European Union, art. 191), en duurzaamheid (sustainability) volgens de gangbare definitie van het Brundtland rapport: “development which meets the needs of current generations without compromising the ability of future generations to meet their own needs” (WCED, 1987). Op deze basis hebben we een serie criteria opgesteld waaraan energiebronnen zouden moeten voldoen om het label “duurzaam” te kunnen dragen. Voldoet een bron daar niet aan, dan is hij niet duurzaam. De lijst van criteria is in willekeurige volgorde en geeft geen prioriteit aan. Uit de analyse blijkt duidelijk dat kernenergie aan geen enkele van deze criteria voldoet, en dat kernenergie in de toekomst ook hoogst waarschijnlijk nooit duurzaam kan worden toegepast.
In de tussentijd breiden zich andere, schone technologieën uit met een ongekende snelheid. Kernenergie lijkt daarmee overbodig te zijn geworden en zeker voor de middellange termijn is iedere aandacht voor kernenergie een afleiding van de politieke en economische prioriteit die de invoering van echt schone technologieën nodig heeft om een klimaatkatastrofe effectief tegen te gaan.
[1] Staatssecretaris Van Veldhoven 10-02-2021: “Wereldwijd zijn er ca. honderd nieuwe typen Small Modular Reactors in ontwikkeling: de U-battery van Urenco is er daar één van”
……………………………………………………………………………………………………………………………………………….
Over de auteur
Ir. Jan Haverkamp (1959) is afgestudeerd in biochemie en milieuwetenschappen met een zij-specialisatie in kernenergie. Hij werkt sinds de tachtiger jaren aan het onderwerp kernenergie, sinds 1999 voltijd. Tussen 1985 en 2017 heeft hij voornamelijk in Midden-Europa en Brussel gewerkt. Als senior expert kernenergie en kernenergiebeleid werkt hij momenteel voor de milieuorganisaties WISE en Greenpeace.